- Maaien (maar minder vaak)
- Maai nog één tot twee keer als het gras nog groeit.
- Maaihoogte: ongeveer 4 à 5 cm – iets hoger dan in de zomer.
→ Zo is het gras beter bestand tegen vorst en mosgroei.
- Bladeren verwijderen
- Verwijder regelmatig afgevallen bladeren, zodat het gras genoeg licht en lucht krijgt.
→ Bladeren die blijven liggen, veroorzaken kale plekken en schimmel.
- Verticuteren of beluchten (optioneel)
- Alleen doen als het weer nog zacht en droog is.
- Verticuteren: verwijdert vilt en mos.
- Beluchten: prik met een riek of gebruik een beluchtingsmachine om de bodem lucht te geven.
→ Helpt bij waterafvoer en wortelgroei.
- Najaarbemesting
- Gebruik een herfst- of najaarsmeststof met meer kalium (K) en minder stikstof (N).
- Kalium versterkt het gras tegen kou, ziekten en vorst.
→ Bijvoorbeeld: NPK 6-5-15 of iets vergelijkbaars.
- Kale plekken herstellen
- Oktober is nog nét geschikt om bij te zaaien als de temperatuur mild blijft (>10°C).
→ Gebruik een najaarsgazonmengsel SOS herstel en houd de grond vochtig tot het zaad ontkiemt.
- Water geven (indien nodig)
- Alleen bij droog en warm najaarsweer.
→ De grond mag niet uitdrogen, zeker niet bij recent ingezaaide plekken.
- Randonderhoud
- Steek de randen van het gazon netjes af.
→ Dit geeft een verzorgd uiterlijk en voorkomt dat het gras uitbreidt in borders of paden.